neeluijs schreef:Toch?
De drie goden
al tel je ze twintig keer, dan gaat het nog niet, omdat je ook niet weet wat de woorden aj en een betekenen. teveel onbekendenluijs schreef:Goed... Op jouw vragen word er geantwoord "ja, ja, nee". Kun jij dan terugredeneren welke goden het zijn? Lijkt mij heel knap...
I thought i was dead for a while, then I decided I was a lemon for a couple of weeks and I amused myself that time jumping in and out a gin tonic.
Het was een moeilijke vraag.Ik en velen denken zo hierover.
Ik wil eigenlijk nog verdergaan met deze vraag.Hierna zullen we misschien wel tot een oplossing kunnen komen.
Werkwijze:
Volgens mij kunnen wij beter eerst de willekeurig sprekende vaststellen en daarna bevestigende woorden.Waarom?
Omdat we bevestigende woorden niet kunnen bepalen als we niet zeker zijn van tegen wie we gesproken hebben.
Tweede belangrijke optie "als en slechts als " gebruiken.
Derde belangrijke optie zoals SJ gezegd hebt "two sprong" gebruiken.Vermits er drie godden zijn kunnen we hier beter "three sprong" gebruiken.
Ik wil eigenlijk nog verdergaan met deze vraag.Hierna zullen we misschien wel tot een oplossing kunnen komen.
Werkwijze:
Volgens mij kunnen wij beter eerst de willekeurig sprekende vaststellen en daarna bevestigende woorden.Waarom?
Omdat we bevestigende woorden niet kunnen bepalen als we niet zeker zijn van tegen wie we gesproken hebben.
Tweede belangrijke optie "als en slechts als " gebruiken.
Derde belangrijke optie zoals SJ gezegd hebt "two sprong" gebruiken.Vermits er drie godden zijn kunnen we hier beter "three sprong" gebruiken.
Let op : Al mijn vragen zijn geen opgave!
Drie godden : A,B,C
Bevestigende woorden van deze godden :X en Y
J: Ja
N: Nee
W stelt de god die altijd waar spreekt voor.
L stelt de god die altijd liegt voor.
S stelt de god die soms liegt (of soms niet liegt) voor.
ASA:als en slechts als
Ik vraag de volgende tegen de god A:
Vraag 1) Betekent "X" "J" ASA jij "W" bent ASA "B" "S" is?
Als "A" "vraag 1" met "X" beantwoord, dan zijn we in staat om volgende conclusies te trekken:
Geval 1)Als A=W of A=L
dan
B=S en C=L of C=W
Als "A" "vraag 1" met "Y" beantwoord, dan zijn we in staat om volgende te concluderen:
B is zeker geen S.
Dus B=W of B=L
Geval 2) Als A=S is en "vraag 1" met "X" beantwoordt dan:
C=W of C=L (natuurlijk eveneens B=W of B=L, maar dit is voor ons doel onbelangrijk)
Geval 3) Als A=S is en "vraag 1" met "Y" beantwoordt dan:
B=W of B=L (natuurlijk eveneens C=W of C=L, maar dit is voor ons doel onbelangrijk)
Dus in elk geval heeft de aard van A geen belang.Het kan W,L of S zijn.
Als we op de vraag 1 gegeven antwoorden bekijken zullen we bemerken dat:
Als A X zegt dan C=W of C=L (dus C is ongelijk aan S)
Als A Y zegt dan B=W of B=L (dus B is ongelijk aan S)
Nu we ons van S redden kunnen we onze tweede vraag stellen; dus ,onze tweede vraag is afhankelijk van het antwoord A.
Als A X zegt, stellen we tweede vraag aan C, in ander geval aan B.
We nemen aan dat A met Y antwoord op onze eerste vraag, dus we stellen volgende vraag aan B:
Vraag 2) Betekent "X" "J" ASA "X" geen "Y" betekent?
Geval 1) B zegt X en B=W
Geval 2)B zegt Y en B=L
Hiermee kunnen wij beslissen of B=W of B=L is.
Vermits B zeker aan de kaak gesteld is, vragen wij derde vraag weer aan B:
Vraag 3) Betekent "X" "J" ASA "A" "S" is?
Veronderstel dat B=W :
Geval 1) B zegt X, dan A=S en C=L
Geval 2) B zegt Y, dan A=L en C=S
Veronderstel dat B=L:
Geval 1) B zegt X, dan A=W en C =S
Geval 2) B zegt Y, dan A=S en C=W
NOOT:
Hoewel het een beetje lang geduurd is maar toch zijn veel details onder de mist gebeleven.Om deze reden zal ik sommigen een korte regel herinneren over ASA, want in deze vraag spelt ASA een grote rol.
Laat p en q twee proposities stellen, dan geldt de volgende:
Als p = True en q = True zijn dan levert "p ASA q" True op.
Als p = False en q = False zijn dan levert "p ASA q" True op.
In andere gevallen levert "p ASA q" False op.
Een eigenschap van ASA:
Laat p,q en r proposities voorstellen, dan geldt de volgende:
p ASA ( q ASA r) =(p ASA q) ASA r = q ASA (r ASA p)
Dus ASA is commutatief en associatief.
Bevestigende woorden van deze godden :X en Y
J: Ja
N: Nee
W stelt de god die altijd waar spreekt voor.
L stelt de god die altijd liegt voor.
S stelt de god die soms liegt (of soms niet liegt) voor.
ASA:als en slechts als
Ik vraag de volgende tegen de god A:
Vraag 1) Betekent "X" "J" ASA jij "W" bent ASA "B" "S" is?
Als "A" "vraag 1" met "X" beantwoord, dan zijn we in staat om volgende conclusies te trekken:
Geval 1)Als A=W of A=L
dan
B=S en C=L of C=W
Als "A" "vraag 1" met "Y" beantwoord, dan zijn we in staat om volgende te concluderen:
B is zeker geen S.
Dus B=W of B=L
Geval 2) Als A=S is en "vraag 1" met "X" beantwoordt dan:
C=W of C=L (natuurlijk eveneens B=W of B=L, maar dit is voor ons doel onbelangrijk)
Geval 3) Als A=S is en "vraag 1" met "Y" beantwoordt dan:
B=W of B=L (natuurlijk eveneens C=W of C=L, maar dit is voor ons doel onbelangrijk)
Dus in elk geval heeft de aard van A geen belang.Het kan W,L of S zijn.
Als we op de vraag 1 gegeven antwoorden bekijken zullen we bemerken dat:
Als A X zegt dan C=W of C=L (dus C is ongelijk aan S)
Als A Y zegt dan B=W of B=L (dus B is ongelijk aan S)
Nu we ons van S redden kunnen we onze tweede vraag stellen; dus ,onze tweede vraag is afhankelijk van het antwoord A.
Als A X zegt, stellen we tweede vraag aan C, in ander geval aan B.
We nemen aan dat A met Y antwoord op onze eerste vraag, dus we stellen volgende vraag aan B:
Vraag 2) Betekent "X" "J" ASA "X" geen "Y" betekent?
Geval 1) B zegt X en B=W
Geval 2)B zegt Y en B=L
Hiermee kunnen wij beslissen of B=W of B=L is.
Vermits B zeker aan de kaak gesteld is, vragen wij derde vraag weer aan B:
Vraag 3) Betekent "X" "J" ASA "A" "S" is?
Veronderstel dat B=W :
Geval 1) B zegt X, dan A=S en C=L
Geval 2) B zegt Y, dan A=L en C=S
Veronderstel dat B=L:
Geval 1) B zegt X, dan A=W en C =S
Geval 2) B zegt Y, dan A=S en C=W
NOOT:
Hoewel het een beetje lang geduurd is maar toch zijn veel details onder de mist gebeleven.Om deze reden zal ik sommigen een korte regel herinneren over ASA, want in deze vraag spelt ASA een grote rol.
Laat p en q twee proposities stellen, dan geldt de volgende:
Als p = True en q = True zijn dan levert "p ASA q" True op.
Als p = False en q = False zijn dan levert "p ASA q" True op.
In andere gevallen levert "p ASA q" False op.
Een eigenschap van ASA:
Laat p,q en r proposities voorstellen, dan geldt de volgende:
p ASA ( q ASA r) =(p ASA q) ASA r = q ASA (r ASA p)
Dus ASA is commutatief en associatief.
Let op : Al mijn vragen zijn geen opgave!