Ik heb een discussie met de juf van de lagere school (zesde leerjaar) waar mijn dochter bij in de klas zit. Ze kregen de opdracht om de volgende breuken gelijknamig te maken: 5/9 en 3/6. Mijn dochter haar antwoord op haar toets = 30/54 en 27/54 = 10/18 en 9/18.
Nu zegt de juf dat dit fout is en dat dit geen gelijknamige breuken zijn. Volgens mijn wiskundekennis zijn gelijknamige breuken breuken die dezelfde noemer hebben. Of zie ik hier iets over het hoofd.
Breuken gelijknamig maken
Re: Breuken gelijknamig maken
De gevonden breuken zijn gelijknamig. Misschien wil de juffrouw dat je dochter een andere methode gebruikt, met het kleinste gemene veelvoud van 6 en 9, wat 18 is, in plaats van dat ze het product gebruikt (54). Misschien valt ze over 27/54 = 10/18. Wat geeft de juf als antwoord/uitwerking?
Stap 1 van het oplossen van een probleem is te erkennen dat je een probleem hebt.
(Raffiek Torreman)
(Raffiek Torreman)
Re: Breuken gelijknamig maken
het stond zo genoteerd op haar toets eigenlijk:
opgave : 5/9 en 3/6 = ... en ...
dus zij heeft geschreven = 30/54 en 27/54 = 10/18 en 9/18. Je moet dus telkens de dingen tussen de =-tekens samen bekijken.
De juf zegt dat het 30/54 en 27/54 moet zijn omdat 10/18 en 9/18 volgens haar niet gelijk is aan 5/9 en 3/6.
opgave : 5/9 en 3/6 = ... en ...
dus zij heeft geschreven = 30/54 en 27/54 = 10/18 en 9/18. Je moet dus telkens de dingen tussen de =-tekens samen bekijken.
De juf zegt dat het 30/54 en 27/54 moet zijn omdat 10/18 en 9/18 volgens haar niet gelijk is aan 5/9 en 3/6.
Re: Breuken gelijknamig maken
Nou, dat is wel gelijk.
Vergelijkbaar voor 3 / 6 = 9 / 18.
Vergelijkbaar voor 3 / 6 = 9 / 18.
Stap 1 van het oplossen van een probleem is te erkennen dat je een probleem hebt.
(Raffiek Torreman)
(Raffiek Torreman)
Re: Breuken gelijknamig maken
De opgave had moeten zijn: maak de breuken gelijknamig met de kleinste noemer ...