Wellicht handig om eerst eens iets in de praktijk uit te voeren:
- teken op een vel papier een cirkel met middelpunt M en knip die uit.
- knip daarna een kwart deel uit die cirkel
- buig het papier zodanig, dat zijde AM en zijde BM tegen elkaar aan komen, en plak deze met plakband aan elkaar vast.
Dan heb je je kegel.
Omdat we de omtrek van de cirkel kennen (
\(\text{Omtrek} = 2\pi R\), dit heb je al in stap [1]) kunnen we ook de grote cirkelboog BA uitdrukken in R (stap [2]) en dat is precies gelijk aan de omtrek van de cirkel die de basis van de kegel vormt (stap [3]).
Uit die laatste omtrek kunnen we ook r = de straal van de basiscirkel uitdrukken in R.
Samen met de schuine zijde (die we ook kennen in termen van R, stap [5]) kunnen we dan ook de hoogte h uitdrukken in R (stap [6]).
En dat laatste is hoe het antwoord er uit moet komen te zien ("h = iets maal R").
Kom je nu verder?