Wiskundeforum

Hoe moet ik helen uit een breuk halen iemand een voorbeeld? bv 4 4/8 + 1 3/8. Hoe kan ik hier nou de helen eruit halen want de teller is kleiner als de noemer als je alles bij elkaar optelt. 4 4/8 - 1 3/8 ook hier een voorbeeld van a.u.b.

Hallo zatwhiskey,

Algemeen geldt:
a+ b/c + d f/c=(a+d) (b+f)/c
Voorbeeld: 2 1/3+3 2/3=(2+3) (1+2)/3=5 3/3=5+1=6

Verder
a+ b/c - d f/c = (a-d) (b-f)/c
waar in je uiteindelijke antwoord.
Voorbeeld
3 1/3 - 2 2/3=(3-2) (1-2)/3= 1-1/3=3/3-1/3=2/3

Heb je nu een idee voor je opgaven?

zatwhisky schreef:Hoe moet ik helen uit een breuk halen iemand een voorbeeld? bv 4 4/8 + 1 3/8. Hoe kan ik hier nou de helen eruit halen want de teller is kleiner als de noemer als je alles bij elkaar optelt. 4 4/8 - 1 3/8 ook hier een voorbeeld van a.u.b.

Hoe heb je dit geleerd? Geef eens een vb met jouw uitwerking.

Bedankt mensen heb het weer door!

Ok, graag gedaan.

Maar nog een ding. Ik kan breuken niet vereenvoudigen het is lastig als ik ze door 2,3 ,4 ,5 deel komt het niet precies uit.

Je kan breuken niet altijd vereenvoudigen.
Sommige breuken wel. Dat kan als de teller en de noemer een gemeenschappelijke factor hebben.
Voorbeeld:

Beide getallen zijn deelbaar door 5. Dat wil zeggen: als je door 5 deelt, komt er een geheel getal uit. Ofwel 5 is een gemeenschappelijke factor.

Algemeen: zoek naar een gemeenschappelijke factor.
Deel teller en noemer door de gemeenschappelijke factor.

Probeer dit eens voor:


Probeer ook eens een breuk te zoeken met in de teller en noemer een gemeenschappelijke factor van 2 cijfers dat niet eindigt op "0".

Mensen hoe moest ik een breuk omzetten in procenten? Het was toch bijvoorbeeld 40/100 en dan 100x40=4000
en dan weet ik het niet meer. Wie kan het mij nog laten herinneren?

Algemeen kan je gebruiken:

Dus als 40 van de 100 mensen een vrouw is, is 40 het "deel" en 100 het "totaal." Wat is nu het percentage vrouwen?

Gebruik dezelfde formule voor het volgende:
60% (=percentage) van de mensen is een man. Er zijn 200 mensen(=totaal). Hoeveel mannen zijn er? Ofwel: wat is het deel?

PS: we kunnen altijd herlezen, dus je hoeft je vraag niet 2 keer te stellen.

David hoe kom je aan die 200. Als je die vrouwen en mannen bij elkaar optelt=100

Ik snap het al. Je moet gewoon 100 delen met de noemer. Bijv 1/6 omzetten in procenten: 100:6= 16 4/6% wordt het dan toch?

Merk op dat .

Hoe bereken je die 16 2/3%?

Die 200 was een vraag buiten de opgave, en om een oefening bij de berekening te geven.
Je kan ook gebruiken:

Probeer dan voor jezelf de gegevens uit de opgave te ordenen. Dus als de opgave is:
Er zijn op een congres 300 mensen. 58% van de mensen heeft een rode hoed op. Hoeveel mensen hebben een rode hoed op?
Totaal=300
"getal" =58
Kan je nu het deel, het aantal mensen met een rode hoed op, uitrekenen?

Andere opgave:
In de trein zijn 750 mensen. 10% van de mensen is een boek aan het lezen. Hoeveel mensen zijn een boek aan het lezen?
Kan je de gegevens voor jezelf ordenen? Dat hoeft niet zoals ik dat deed. Zolang het voor jou werkt.
Kan je dan het aantal mensen dat een boek aan het rekenen is uitrekenen?

Ander voorbeeld buiten de opgave:



Begrijp je die berekening?
Kan je iets soortgelijk doen om te herschrijven?

Bijvoorbeeld 12 1/2 % naar euros hoe reken ik dat nu uit. Ik wil de uitleg.