Internationale Olympiade vraag (bewijzen)
Geplaatst: 24 apr 2021, 11:00
Hi allemaal, zou iemand me alsjeblieft uit de brand kunnen helpen door deze opgave uit te werken? Ik heb namelijk geen idee hoe ik dit moet aanpakken. (mijn schets: https://www.geogebra.org/classic/abeyyk7p )
De opgave:
Laat ABC een driehoek met drie scherpe hoeken en een niet-gelijkbenige driehoek zijn, waarbij D een willekeurig punt op segment BC is.
Neem E aan de kant AB en neem F aan de kant AC zodat ∠DEB = ∠DFC.
De lijnen DF en DE snijden AB en AC respectievelijk in M en N.
Geef (I1) en (I2) aan als de omgeschreven cirkel van DEM en DFN.
Laat (J1) de cirkel zijn die intern raakt aan (I1) bij D en ook raakt aan AB bij K en laat (J2) de cirkel zijn die intern raakt aan (I2) bij D en ook raakt aan AC bij H.
Geef P aan als het snijpunt van (I1) en (I2) dat verschilt van D en geef ook Q aan als het snijpunt van (J1) en (J2) dat verschilt van D.
a Bewijs dat de punten D, P en Q op één lijn liggen.
De omgeschreven cirkel van driehoek AEF snijdt de omgeschreven cirkel van driehoek AHK en
snijdt de lijn AQ bij G en L (G en L verschillen van A).
b Bewijs dat de raaklijn aan D van de omgeschreven cirkel van driehoek DQG de
lijn EF snijdt in een bepaald punt dat op de omgeschreven cirkel van driehoek DLG ligt.
De opgave:
Laat ABC een driehoek met drie scherpe hoeken en een niet-gelijkbenige driehoek zijn, waarbij D een willekeurig punt op segment BC is.
Neem E aan de kant AB en neem F aan de kant AC zodat ∠DEB = ∠DFC.
De lijnen DF en DE snijden AB en AC respectievelijk in M en N.
Geef (I1) en (I2) aan als de omgeschreven cirkel van DEM en DFN.
Laat (J1) de cirkel zijn die intern raakt aan (I1) bij D en ook raakt aan AB bij K en laat (J2) de cirkel zijn die intern raakt aan (I2) bij D en ook raakt aan AC bij H.
Geef P aan als het snijpunt van (I1) en (I2) dat verschilt van D en geef ook Q aan als het snijpunt van (J1) en (J2) dat verschilt van D.
a Bewijs dat de punten D, P en Q op één lijn liggen.
De omgeschreven cirkel van driehoek AEF snijdt de omgeschreven cirkel van driehoek AHK en
snijdt de lijn AQ bij G en L (G en L verschillen van A).
b Bewijs dat de raaklijn aan D van de omgeschreven cirkel van driehoek DQG de
lijn EF snijdt in een bepaald punt dat op de omgeschreven cirkel van driehoek DLG ligt.